Diana Ozon | 23 Januari 2005Ozon door Veldhoen
In het Letterkundig Museum is in december 2004 een schrijversportrettengalerij geopend. Aan honderden auteurs, erfgenamen van overleden schrijvers en musea werd gevraagd een portret af te staan of in bruikleen te geven. Hiervoor werd ook deze website bezocht en op de afdeling Foto's bij de Kunst een portret uitgezocht dat gemaakt is door Aat Veldhoen.
Het schilderij bevond zich op dat moment in het depot van het Amsterdams Historisch Museum. Het werd in 1988 door het AHM aangeschaft samen met een eveneens meer dan levensgroot portret van de dichter Leo van der Zalm en een zelfportret van de kunstenaar als flowerpowerjongen. Het gigantische doek getiteld Diana Ozon heeft sinds 1987 meermaals de pers gehaald.
Udo Vroom, toenmalig directeur van het Amsterdams Historisch Museum, zegt erover in Museum Magazine:
“…Dit levensgrote portret van een Amsterdamse dichter, muzikante, performer, actrice past perfect in onze eeuwenoude collectie. Volgens Udo Vroom behoort de kunstenaar net als zijn model tot de onrustige geschiedenis van onze tijd...”
De voorstelling op het schilderij is bedacht door mijzelf. Het is een van symboliek doordrenkt portret geworden. Om de gigantische afmeting te rechtvaardigen waarin Veldhoen mij ging schilderen maakte ik een klassiek Grieks gewaad. Hierin beeldde ik de Maangodin Diana, de Godin van de jacht, uit. Als voormalig modestudent op de kunstacademie bekleedde ik schouderpartij en halslijn met rafelige textiel en klimopranken vastgezet met pluizig henneptouw waarvan ook de sierstiksels op de japon zijn gemaakt. De grote primitieve steken waarmee de jurk lijkt te zijn genaaid moeten de oervorm benadrukken. Het verwijst ook naar het Geavereringsgedicht De Aarde Voelt De Voeten Van Een Dier Over Haar Lopen * waarin de planeet wordt gepersonifieerd.
De schedel op de blote knie verwijst naar de sterfelijkheid van het leven. Het moet de vanitas van het doek benadrukken. De schedel is door de deskundoloog en arts HMJ Van Dee gedetermineerd als die van een jonge vrouw rond de achttien jaar. Ze werd gevonden door Veldhoen op een pestkerkhof bij het Oudekerksplein. In de jaren zestig poseerde de Ethersnuiver Gerrit Lakmaaker tijdens een etherroes voor een portret op Veldhoens atelier. Gerrit heeft toen de schedel uit de kast gepakt en er met vulpeninkt tatoeages op getekend. De inkt ging er niet meer af. Een paar vage blauwe plekjes van die toevoeging zijn op het schilderij op de schedel terug te vinden. De pose waarin ik met deze schedel zit liet de beenderlijm met mijn zweet versmelten. Voor mijn gevoel heette de vrouw Netje. Al rest slechts haar schedel, ze verdient even veel respect als de geportretteerde en de kunstenaar.
Het blote been waarop Netjes schedel ligt toont de kwetsbaarheid van het leven aan. De blote voeten vertellen hetzelfde maar geven ook aan met beide benen in de natuur te staan. De globe die naast mij staat verwijst naar de planeet zelf. De spuitbus ernaast met de losse dop is Krylon verf fluorescerend blauw. Hij symboliseert zowel mij, Diana Ozon schutspatroon van de graffitiërs vanuit mijn eigen graffitiverleden, mijn graffitigalerie Ozon, als het natuurkundige fenomeen van de ozonlaag zelf.
Het schilderij bevat ook een rebus: een Griekse vrouw, de wereldbol en de spuitbus brengen wellicht in latere tijden voor kunsthistorici de naam van de geportretteerde naar voren lang nadat ik vergeten ben. De ster op de achtergrond geeft het tijdperk aan waarin ik leefde. Het is komeet Halley die eens in de 76 jaar langs de Aarde komt en dus moet het gezien de ouderdom van het schilderij wel in 1986 zijn gemaakt. Om nogmaals aan te geven in welk tijdperk het doek is gemaakt zweeft er als modern element een ruimtetoestel naast mij. Het refereert ook aan de beschouwing van de wereld. De afgebeelde Aarde, de jachtgodin, de spuitbus die voor vervuiling staat… In het tijdperk waarin de vrouw poseert wordt de planeet vernietigd.
De zittende Diana staat op het punt met een ruk haar gezicht naar de kijker toe te draaien en op te springen uit haar pose. De schedel zal dan wegrollen onder haar vingers en vermoedelijk zal ze briesen van verontwaardiging over zoveel achteloosheid voor het leven. Zou ze opstaan dan is het een archaïsche reuzin.
De pose van de gespannen spieren en pezen in vooral de nek leverde regelmatig veel hoofdpijn op. Er is meer dan 17 maal geposeerd voor dit schilderij. Twee details zijn niet levensecht: de nagels zijn langer geschilderd op mijn verzoek omdat ik toen nog nagelbeet maar daarmee ben ik later zoals gehoopt opgehouden. De nagels zijn die van Cristi Kluivers die daarvoor als stand-in zat. Zo puntig als de nagels van Cristi zijn die van mij nooit geworden. Om mijn nek draag ik een blauwe steen geschilderd uit een peperduur tubetje pure lapislazuli verf, een gift van de schilder: het sieraad bestaat slechts op het doek.
De tand om mijn nek heeft mijn vader geschonken bij mijn eerste menstruatie: ‘Opdat je maar goed van je af zal bijten’.
Hij had hem als kleine jongen gekregen van zijn oom die een zeemanscafé op de Kromme Waal had waar regelmatig de klandizie het interieur stuk sloeg en de rekening vaak met exotische goederen werd vergoed: zoals een lading pantertanden waarvan dit er een is. Dat café is waarschijnlijk hetzelfde als beschreven in een biografie van Slauerhoff.
De andere hanger is een als souvenir aan onze vriendschap door beeldhouwer Meneer Malo uit Guinee uit Afrikaanse runderhoorn gesneden masker van een vrouwentotem in Gambia.
De Globe is van mijn grootvader geweest. Aan het begin van de 20e eeuw heeft hij hem besteld uit een catalogus en hij bevat nog niet in kaart gebrachte gebieden. Een collega-dichter, een van de medewerkers van One World Poetry, heeft er op een onbewaakt moment een deukje in gemaakt.
Het poseren vond grotendeels plaats in de toen nog gekraakte Flesseman op de Nieuwmarkt achter het kantoor van OWP waar directeur Ben Posset atelierruimte had gegeven aan Veldhoen. Het prachtige daglicht wat daar vanuit het noorden binnenviel prees Aat elke zitting opnieuw. Ik genoot vooral van het uitzicht: de Waag en de geveltjes en torens van de oude binnenstad. Elke plek in het uitzicht bevatte een verhaal waarmee schilder en model elkaar vermaakten tijdens de lange poseermiddagen.
De letters op het doek zijn ook opvallend. Het is de inbreng van de kunstenaar. Elke letter staat ook voor wat die aanwijst.
Met de klok mee: b = brein, h = komeet Halley, n = nep plastic klimop, s = staart van Halley, v = vel, t = tiet, c = coronoid ofwel elleboog, r = rinkelen van de armbanden, k = kut, x = de oplossende ozonlaag, f = freon, een van de CFK’s die de ozonlaag aantasten, l = lucht in de spuitbus, o = ozon van de spuitbusdop, e = engelachtige kleine teen, z = zoom van de jurk, p = plooi in jurk, w = weg is de lichaamsbeharing op de benen, g = griezelige schedel, ij = ijdelheid van het model dat langere nagels wilde, a = arm, m = Marslander, d = Diana, u = oor waar bij het model de uitgang zit omdat ik een afspraak voor een poseersessie was vergeten wat Veldhoen er toe bracht er die verloren sessie letters in te schilderen, i = idee dat ontstaat in het hoofd.
De letters zijn een toevoeging om de taal te benadrukken waarmee de dichter werkt maar ook de drukte waarmee ik die taal gebruik. Alles is niet alleen uit beeld opgebouwd maar ook uit de woorden die dit beeld maken.
Het viel enkele kijkers op dat het schilderij deels heel gedetailleerd met de dunste penselen is uitgevoerd terwijl andere delen vrij haastig met grove droge streken is gewerkt. Ten tijde van het ontstaan van dit doek dat een klein jaar duurde verhuisde Aat Veldhoen van zijn ruime werkplaats aan de Nieuwmarkt naar een kleine donkere atelierwoning in de Bootstraat.
Daar schilderde hij op dezelfde gigantische wijze zijn buurvrouwen. Het Ozonportret maakt deel uit van een serie van dit soort doeken. Ook die vrouwen mochten zelf aangeven hoe ze het liefst werden geportretteerd, waar kon met zo min mogelijk kleding aan want Aat Veldhoen is een begenadigd naaktschilder. Hij noemde mij tijdens het poseren dan ook Kuise Diana omdat ik tot op de centimeter de split in de japon had vastgezet.
Luce Pillot schreef in het Helmonds Dagblad naar aanleiding van een tentoonstelling van Aat Veldhoen in ’t Meyhuis te Helmond in 1988: “…Eigenlijk zijn het frontale aanvallen van vrouwelijkheid op de beschouwer. Deze schilderwijze is een loflied op de vrouw in de meest trillende kleurklanken… De vrouw die daar zit is met haar persoonlijkheid en haar attributen een schitterende openbaring van zichzelf. Een hommage aan de vrouw maar zeker ook aan haar persoonlijkheid…”
Zestien jaar later meldt de Volkskrant onder de kop ‘Een kleine Meyer naast een grote Ozon’: “…Bescheidenheid siert niet Diana Ozon, levensgroot vereeuwigd door Aat Veldhoen, en wel een minuscule Ischa Meyer…”
Beide auteurs hadden tijdens hun poseren vanzelfsprekend geen weet van deze toekomstige tegenstelling. Ik was al blij in 1987 niet in handen te zijn gevallen van een klant van Galerie d’Eendt die destijds overwoog het doek te kopen omdat de kleur van de japon zo goed bij het interieur paste! Gelukkig bleek het schilderij net een paar centimeter te groot. Zodoende is het behoed voor de vergetelheid waarin het alsnog een rebus zou worden.
Manifestatiedrang is schrijvers evengoed niet vreemd. In voorzichtige bewoordingen citeert het NRC bij de opening van de portrettengalerij de directeur van het Letterkundig Museum Anton Korteweg: "Van de 200 aanwinsten van dit jaar zijn er 45, dus bijna een kwart, ook in 2004 geschilderd….”
Vermoedelijk zijn die werken geschilderd nadat de betreffende schrijvers waren gevraagd een portret te leveren voor de galerij.
Zelf waarschuwde ik het museum juist voor de buitenproportionele afmetingen van het doek van Veldhoen en tipte ik kleinere portretten. Bij schilders van kleinere doeken met mij erop, zoals die van de kunstenaars Peter Klashorst, Hugo Kaagman, de gebroeders Donker en galerie Donkersloot, heeft het museum portretten van collega's gehaald.
Een paar dagen voor de tentoonstelling werd geopend kreeg het Letterkundig Museum de schilderijen van Veldhoen waaronder ook het portret van Leo van der Zalm in bruikleen van het Amsterdams Historisch Museum. Er zijn een vrachtwagen voor het kunsttransport en minstens twee dragers bij nodig geweest.
Zie hier:
afbeelding 4: Aat Veldhoen, collectie Amsterdams Historisch Museum
Zie elders:
Filmpje opening Schrijversportrettengalerij
En vooral ook
Het Letterkundig Museum
* Uit: Hup De Zee, dichtbundel, uitg. In de Knipscheer 1986.
herdrukt in Stad Sta Stil, poëzie en proza verzamelbundel, uitg. Globe Pockets 1993.