Redactie | 10 December 2007Ugly Manifest
Twee manifesten uit het oprichtingsjaar van onze groep, zoals afgedrukt in: Waar wij voor zijn en tegen, De Harmonie, 1996Manifest Achteraf voor Ugly Poëzie
Wat is ugly poëzie?
Wat is het niet?
Ja Jezus!…
Opnieuw.
Wat is ugly poëzie?
Wij zijn door de eeuwen heen een lange traditie van ugly poëzie op het spoor gekomen die wij weer willen oppakken. We zien een lijn die begint met Rimbaud en dan verder gaat via Dante en Vergilius naar Homerus. Maar het begon allemaal met een oermens uit het Stenen Tijdperk die zei:
– You’re ug.
In het Engels?
Jaja.
De eerste ugly dichter was geboren.
Wat is het?
Ugly in de zin van lelijke onsamenhangende slechtlopende zinnen die niet op elkaar aansluiten.
Dat de lezer dus denkt:
– Hè gatsie.
Of:
– Hè gadverdamme.
En dus niet:
– Wat is dat mooi gezegd!
Want er valt niks mooi te zeggen! (Is onze mening hoor.) Gelul van de straat, onbruikbare restjes hersenactiviteit, opinies en meningen, veel meningen, dingen tussen haakjes (die er eigenlijk niet bijhoren), vuile gedichten eigenlijk, alles wat je doet als je niet aan het dichten bent.
Ver aan gene zijde van de taalgrens wijderd en steeds der… Daar rondzwerven… De mogelijkheden zijn immens… En niemand is er ooit geweest! Hele beschimmelde lagen douchegordijnen hebben we weggeslagen…
(O wat mooi!)
(Gadverdamme!)
Zie je wel? Alles kan.
Is dat nou ugly?
Misschien wel.
Misschien niet.
Alsmaar dat uitleggen!
Dat hoefde toch niet meer?
Alsof het een stroming is, ugly poëzie, een richting of zoiets.
Vergeet het maar.
Het is alles of niets. Enough or too much.
Hoe beter hoe beter.
Maar het procédé dan? Is er geen procédé? Een manier, om niet te zeggen maniertje?
Het is verbazend simpel eigenlijk. Simpel, en ugly. (Dat niemand er eerder op gekomen is.)
Een logisch vervolg op alles wat voorafging, alles wat we tot nu toe hebben gedaan of gelaten doen door hetzij onszelf en door anderen. Alle hoofden en harten die we ingeschroefd en opgezet hebben om dichter bij De Waarheid te komen.
Bijvoorbeeld associatieve transsonantie, of kentekenpoëzie, of de simpele profeet, of dit:
Van vijf woorden een verhaal maken.
Of een gedicht. Of iets anders.
(Of ze zo laten.)
Maar nu weten we het: Ugliness is de truth! En de truth is ugly! Want misschien is truth wel beauty en beauty wel truth, maar De truth is ugly en ugliness De truth. That’s all ye need to know. (Heel lelijk ook dat ye.)
Doe nu het volgende: vertel dit gedichtje na in eigen woorden. Laat het zo staan, of doe er iets mee. Even wachten (bezinken) en voilà: ugly gedicht. Poëzie is wat je wint in vertaling, en niet wat je verliest. (Als je het maar ugly doet.)
Nog meer?
Dat was het wel, dachten we.
Leve de ugly poëzie!
Bij ’t ugly manifest
We hebben een heleboel rare woorden gelezen waarvan we niet weten wat ze betekenen.
A. Bogaers schrijft dat
De voorhoe’ pent
Bij juilend tergen…
En J.C. Bloem was ’t die hoofden ter weke peul deed neigen.
En er zijn er nog veel meer die we hier niet allemaal meer weten of kunnen opnoemen, maar iedereen kan ze opzoeken in schoolbloemlezingen. Daar kom je heel wat raars tegen. Allemaal metrisch verantwoorde coupages, rekkingen en verrekkingen van woorden, verdraaiingen, dingen die je niet zo of net niet zo zegt, buitenissige woorden die niet op hun plaats zijn, en ook de zinsbouw wordt vaak geweld aangedaan om de zin maar in het rijm of in het metrum te laten passen. Pom-pedom-pedom. Maar dat is toch niet leuk?! Dat is toch knutselen en puzzelen en raadseltjes oplossen. Voor de schrijver én de lezer tussen haakjes. Dat willen wij niet! Wij menen: dat hoeft voor ons als ugly dichters niet. Wij willen: iets anders.
Maar
Maar die naam is op ’t randje hoor. Ugly. Dat het niet misverstaan worde. Het is geen geuzennaam. Want anderen zeggen dat helemaal niet van ons, dus we kunnen het ons ook niet uit een soort misplaatste trots (misplaatst omdat wij immers toch al naast onze schoenen lopen, die vol zitten met de laatste restjes moed erin gezonken) aantrekken en opplakken. Maar het grotere gevaar van de ugly naam ugly is dat het tot begripsverwarring aanleiding geeft: er is namelijk ook een uitheemse fruitsoort in de handel die hier uglies worden genoemd. We hebben ze nog nooit gezien, maar het schijnt iets tussen een citroen, een sinaasappel, een grapefruit en een met schuimpalastic overdekte voetbal in te zijn. Heel vies lijkt ons dat. Maar enfin, wij waren eerst. Nee, dat is niet waar, maar wij gaan voor.
Nog veel en veel gevaarlijker is die naam als men gaat zeggen:
– Ja, haha, die gedichten van jullie zijn echt heel ugly, waarmee men dan bedoelt: heel lelijk, maar het niet zo wil of durft te zeggen, uit angst onze fijne snaren en haren te breken die op dit punt natuurlijk strakgespannen staan van de verwachtingsvolheid.
Ugly is zuiver en alleen bedoeld om aan te duiden: de gedichten waar iets vreemds mee aan de hand is, de gedichten die zich niet in het keurslijf van de conventie (welke dan ook) proberen te wringen, van het mooi zeggen en het scherp observeren met name en vooral. Want daar hebben we echt schoon genoeg van, om zulke rotzooi steeds maar weer te moeten lezen als je eens wat wil lezen om bv bij te blijven, of waar je oog gewoon op valt, dat is al erg genoeg, en zelfs als je het niet leest is het verschrikkelijk, want ze blijven bestaan, die mooigeschreven, of juist niet mooigeschreven gedichten. Want het tegendeel is geen excuus! Laat niemand dat denken! Bv van de ene associatie naar de andere huppelen en zo maar zien dat je ’t vol krijgt, ’t gedicht. Ugly is: dat je wat te zeggen hebt, dat je weet wat je te zeggen hebt, dat je ’t zelfs al hebt gezegd, alleen nog niet opgeschreven. Wij dunken: je pikt ze er zo uit, de dichters die geen dichters zijn, maar producenten van om het even wat. En die heeft niemand natuurlijk nodig, die kunnen we missen als kiespijn.
– Maar poëzie, horen we zeggen, dat is toch de klankrijkdom?
– Nee! zeggen wij, net zomin als ’t bij schilderijen om de kleurstelling gaat. Het moet allemaal godverdomme wel wat voorstellen hoor. Bij schilderijen heb je toch allereerst de voorstelling en niet de kleur? Kleur is toegevoegd, hoe belangrijk ook. Maar als iemand groene voeten op een schilderij heeft, ga je daar toch niet naar wijzen? Zelfs niet als iemand buitenproportioneel grote voeten heeft. Voeten zijn voeten, en wacht maar, een dezer dagen kom je iemand tegen met voeten die sprekend op die van het schilderij lijken.
Ugly gedicht
Je hebt ugly en je hebt lelijk
En never de twain shall meet
Want poetry is what is lost in translation
En poëzie niet.
Simpel profetisch (al zingend gezaagd)
1 Poëzie is geen genre.
Genres: filistijnentaxonomie; afgerukte barbiepoppenbenen; kapstokken voor kindertranen; een dove manke blinde blindengeleidehond; ‘dit is een gedicht’, ‘dit is een roman’, ‘dit is een manifest.’ Zielig! Pathetisch! Weten jullie nou nog niet, dat niets is wat het lijkt?
Genres: de dood in de pot, afgesleten toetsstenen; de blanke vla van de criticus, of het nou de schrijver is of de bespreker: ‘Nu ga ik een polemiek opstarten.’ ‘Nu ga ik dichten.’ ‘Nu ga ik de kroniek van mijn tijd optekenen en daarbij zal ik het hebben over een Surinaamse hoerenloper die in de Roxy de wc’s boent en daarbij verstrengeld raakt in een gymnastische houdgreep met een overspelige pleeborstel uit de troosteloze buitenwijken van Almere-Haven.’ Wow! Te gek! Wat een tijdsbeeld, wat een generatiegevoel!
Journalisten, neerlandici, academici (de-broodetende-mensen-die-de-taal-nog-niet-machtig-zijn), kruipend ongedierte, betweters en poepvreters: blijven jullie toch eens met je poten van de literatuur af! Kruip toch niet de hele tijd in het onveilige aarsgat van de kunst om met aambeien weer boven te komen!
Als de dichter benoemt, doet hij dat met 16 ton verplettering, of als een messenwerper in het circus. Hoe dan ook met een toekomstsalvo. (René Char)
Poëzie is een eretitel.
2 En de wereld is een gedicht en de mensen zijn beesten die niet kunnen lezen en niet kunnen schrijven. We zullen het ermee moeten doen.
3 Jezus zegt: Ik kan niet dichten, alleen maar wonderen. Laat dat gezegd zijn.
4 Liever geen lauwerkrans. Voor het eeuwige leven moet je zelf zorgen. Je wordt pas sterfelijk en bederfelijk na je dood. ‘Wie niet in de onsterfelijkheid van zijn ziel gelooft, doet zichzelf recht.’ (Robespierre) Immers: Je reïncarneert in dit leven, niet erna.
Wat je zegt ben je zelf (want je zegt het altijd over een ander).
Regenjassen dichten niet. Alleen halfgoden, muzenzonen en onze eigen vieze voeten.
Er is geen omdat. Alleen maar zomaar. ‘Hij deed het zomaar.’ In die zin.
5 De poëzie ligt op straat. Ze heeft zich uit het raam geworpen. (Dat had je gedacht!) Wij vegen met stoffer en blik haar laatste restjes op, blazen haar nieuw leven in en zie: zij leeft! Adem! Lucht! Licht!
6 Zij zag in mij een echte dichter. Wat zij noemde een echt mens. Geen kapsones. Zo normaal als een gifgroene griffioen.
Wat kunnen mensen zich vergissen! In mensen en in griffioenen.
7 Van niets iets maken. Van iets iets anders. En daarvan: een olifant op mocassins. Een hoedje van papier op een bloedrood vliegend tapijt. Voilà en au revoir!
Dit is dit en dit is dat. (Voor wie het ziet: dit is onze meest radicale stellingname.)
8 ‘Genoeg! Of te veel!’ (Blake)
9 ‘Poëzie moet een beetje simpel zijn.’ (Poesjkin)
‘Een manifest moet een beetje smerig zijn.’ (Wij)
10 ‘Wat willen ze nu weer van de dichter?’ (Paul van Capelleveen)
11 Ze willen je schoenmaat weten, je sterrenbeeld, de kleur van je ogen, hoe je bent ingericht. Je moet uit de verf komen.
Zij willen uitweiding, hij wil inwijding. Zij willen beroemdheid. Hij de onsterfelijkheid.
Zij jagen schoonheid, sfeer, smaak & gezever na, opwinding, verstrooiing, amusement, zomp & zwamp, in één woord: pornografiek. Hij eist waarheid. De waarheid in eigen persoon. Verlossing. Zij willen passages, hij wil passanten.
Jezus zegt: Wordt voorbijganger. Laat dit ook gezegd zijn.
Hij bedoelt: Lazer op en laat me met rust.
12 Een pleidooi voor afwezigheid
Zijn tong hangt aan zijden koorden.
Hij wil spreken zonder woorden.
Hij was de simpele profeet.
Hij wist niet wat hij deed.
Hij zegt: ‘Je zal maar geboren
Zijn met oren…’
13 Denken met de tanden, bijten met de hersens. Gooien met tomaten. Kotsen in pikante saus.
14 Schrijven zoals een jong katje ruikt. Wie een liedje zingt, kan een baksteen verwachten. De zon rolt achter hem aan en de zakdoek brandt hem op zijn kop.
15 Het gedicht bevrijdt ons van de gevoelens die het opwekt.
16 Hoop, geloof en liefde: een hoop gelul en ellende.
17 Zeg wat je te zeggen hebt en zet er al dan niet een ritme- en rijmsectie achter. Doe iets of laat iets, maar alsjeblieft: geen poëtische vluchten naar het zuiden. Wees expliciet. Lyrisch. Wees ugly. Instant en onmiddellijk. Recht op je bolle ogen. Verbaal geweld. Ver aan gene zijde van de taalgrens verwijderd en steeds verder. Sla de beschimmelde douchegordijnen weg en vind de bloedfontein van spontaan opborrelende heilige verontwaardiging, die de ongelovigen schoonwast en wegspoelt.
Wat overblijft is het middernachtse schaduwhemd van je stem.
18 De verbeelding verbreekt dat wat de natuur heeft verbonden, en verbindt dat wat de natuur heeft verbroken. Zelfs van een mening kun je nog een gedicht maken.
19 Grijp je gedachtes bij hun nekvel, grijp je gevoelens bij de strot, licht je indrukken beentje. Maak je eigen mythe zelf. Intussen knikkeren wij met de gebedskraaltjes van jullie ogen.
Komt er nog wat van?
20 Jezus zegt: In den beginne was het Woord. En het Woord was Beeld. Maar het Beeld werd Vlees. Mensenvlees. En het mensenvlees ging door de gehaktmolen. (Toen de woorden voor dingen werden gehouden.)
Laat dit ook gezegd zijn.
21 Woorden zijn van zichzelf niks.
Ze komen nergens vandaan.
Ze zijn ons gegeven: kleitabletten die liggen te drogen in de zon, al vele eeuwen lang.
Woorden zijn sukkels.
Woorden zijn stokken, om mee te slaan. Stokken met linten.
Het Woord is Moord en Droom tegelijk.
Een soepbord vol levende vissen.
22 De poëzie een pisbak? Hij dacht altijd dat het Elysium was.
23 Utopium is uitverkocht. De hippocrene hittebron is opgedroogd. Parnassus is weg. Elysium hebben ze nooit van de gehoord. Toch zijn dit de elementaire deeltjes van een gedicht.
24 En toen is het snel bergafwaarts gegaan met de wereld.
25 Wij dopen de kroontjespen in jullie ingewanden. Wie niet horen wil moet voelen.
26 Een gedicht ben je zelf.