Diana Ozon | 26 November 2004Dries Bres
Mijn hoofdredacteur, zo noemde ik Dries Langeveld die 21 november op zijn zestigste overleed lange tijd. Van 1987 tot 1989 werkte ik voor hem als columniste bij Bres. Hij heeft mij in de gelegenheid gesteld mij te bekwamen in het schrijven van lange lappen proza. Mijn rubriek Op De Bres ofwel ‘Aardse zaken’ besloeg al gauw minimaal twaalf kantjes dicht betypt A4. Dries was daarin ook mijn persoonlijke redacteur: hij keek mij stukjes na en voorzag ze van zijn onderbouwende kritiek.
De redactie was destijds gevestigd op het Singel. Simon Vinkenoog had er zijn eigen bureau. Terwijl we soms zelfs gedrieën overlegden over een naamduiding of woordspeling zat Dries met het rode potlood in de aanslag boven mijn tekst. Op een achterkamertje van de redactie-etage in het grachtenpand werkte een dame verantwoordelijk voor de abonneeadministratie. Redactrice Faminda Breeuwsma deed ondertussen aan het grachtenvenster gezeten de telefoontjes met de buitenwereld: van contact met de drukker tot een lezer die meende een voor het blad interessant verschijnsel te hebben ervaren.
Op een van die dagen handelde ik weer eens mijn een seizoen voor het periodiek verscheen te redigeren column af aan een bijgeschoven tafeltje naast de hoofdredacteur die tegenover zijn mederedacteur zat. Nadat ik de bijbehorende zelf gemaakte illustraties had overhandigd aan Faminda of had opgezocht in de redactiebibliotheek bladerde ik wat in een plaatjesboek van de Kamasutra, een handleiding van mevrouw Blavatski, een gids met geneeskrachtige planten of een encyclopedie van voorchristelijke symbolen. Er werd door de dame van de administratie, Anny heette ze meen ik, een man binnen gelaten die de kopieermachine een onderhoudsbeurt kwam geven. Het stofzuigapparaat waarmee hij dit deed maakte een hels kabaal. Dries en Simon Vinkenoog namen de basistoon van de stofzuiger over en maanden Faminda, de administratrice en mij hetzelfde te doen: gevijven zoemden wij er met een ferm ‘huuuuuu’ in koor op los terwijl we ons werk vervolgden. De serviceman keek vreemd op. Simon verklaarde: “Altijd de klank overnemen om de storing om te zetten in eigen geluid en zo het lichaam weer in balans te brengen.”
Normaal was de balans op de redactie al aanwezig. En zo niet dan werd deze bevorderd door diverse apparaatjes die ook via het tijdschriften werden geadverteerd: de toen nog bijzonder innovatieve luchtionisatoren ter verbetering van de atmosfeer, ghee-boter-brandertjes en wierookhoudertjes. De bureau’s en boekenplanken waren belegd met heilzame stenen en onbekendere sfeerbevorderende voorwerpen en afbeeldingen. Ik herinner mij de tekst “Desiderata”(*) als bedrijfsinstructie aan de muur.
Dries werd een vriend. Hij kwam als vanzelfsprekend in mijn omgeving. Al bij de eerste kennismaking was gebleken dat hij voor hij Bres had overgenomen, een collega was geweest van mijn vader; cartograaf en illustrator bij uitgeversmaatschappij Elsevier. Natuurlijk hoorden ze samen thuis op mijn feestjes. Zo kwam Dries in het Zebrahuis terecht op een verjaardag die ik voor Hugo Kaagman organiseerde. Dries had voorgesteld om net als menig andere genodigde iets te doen op een van oude door Hugo beschilderde Waterloopleinschuttingpanelen geïmproviseerd podium. Daar lanceerde hij zijn klankschalen. Temidden van de graffiti- hiphop- en punkherrie wist hij tussen de dichters, kunstenaars en artiesten een meditatieve stilte te veroorzaken in het roemruchte kraakpand. Dat was de eerste keer dat ik de ex Elseviercollega, mijn hoofdredacteur zag in zijn functie van Sjamaan.
Niet lang daarna vertelde hij mij een verhaal dat ik opvatte als parabel hoe totaal in balans met de omgeving uit een simpel gegeven iets heel krachtigs te maken. De vraagstelling van Dries was: hoe maak je uit water vuur. Een kwartaal later bleek het zijn hoofdredactionele verhaal in Bres. Een jonge zigeuner moet alleen in de natuur uit niets vuur maken zonder de natuur te verstoren: zelfs geen stenen mag hij ketsen noch stokjes versplinteren. Het lukt de jongen uiteindelijk door met een dauwdruppel op een plantenblad waarin een miniem gaatje zit de Zon als door een brandglas te laten schijnen op wat dorre grasjes. Ik vond dit verhaal tekenend voor Dries: de kracht van de rust.
Ik ben na ‘mijn ding’ te hebben gedaan bij Bres verder gegaan naar minder esoterische, ofwel ‘zweverige’ bladen. Bres en Dries ben ik altijd blijven lezen. Al was het maar alleen voor het woord van de hoofdredacteur zelf en Simon Vinkenoog’s rubrieken. Toch heeft Dries veel kunstenaars in mijn omgeving ook de kans gegeven hun wereldbeschouwing of dat beeld over wat hun verwonderde te verwoorden. Ik denk alleen al terug aan verslagen van de reizen naar de Sovjet-Unie en Mongolië van het Ballongezelschap, de kennis over Ethiopië van sociaal geografische kunstenaar Hugo Kaagman en het overzichtsartikel over Dokter Rat door Tim Busse.
Voor mijn gevoel eindigde Dries, die relativerend opmerkte dat het hem goed ging hoewel hij wat last had van zijn alvleesklier, zijn leven als een ware hoofdredacteur. Hij stuurde Simon Vinkenoog zomaar ineens met ‘pensioen’, hoewel Simon terecht op merkte dat een dichter nooit met pensioen gaat. En Dries ontbood zijn Ichingvriend Gerben Hellinga om een interview met hem af te nemen. Naar nu blijkt op zijn sterfbed. Het artikel zal in de eerste Breseditie van volgend jaar verschijnen.
Terwijl Gerben Hellinga een toespraak houdt in de aula van de Amsterdamse begraafplaats Zorgvliet kijk ik naar de vloer. De aderen in de marmerplaten zijn aan de randen abrupt afgesneden maar gaan verderop bij een volgend deel weer verder. Dries’ klankschalenmuziek wordt in een geluidsopname afgedraaid voorafgaande aan het stiltemoment om hem te gedenken. Mijn innerlijk beweegt op de levensenergie uit zijn metalen schalen.
We lopen naar buiten, nemen een wierookstokje mee en een portretje van Dries Langeveld. We volgen de door zijn bloedverwanten gedragen kist op zijn weg over de moerassige dodenakker. Langs de christelijke spreuken op oude stenen en Ottomaanse graven van de islamitische afdeling gaan we. Bomen met Tibetaanse vlaggetjes erin zien we in de verte wapperen op de winterse wind. Naast een graf met in het zaad geschoten wiet van een wereldburger geboren op het Zuidelijk halfrond bestellen we Dries ter aarde met een handje schelpzand. Vlak bij een groot beeld van Boeddha. Toeval bestaat niet.
Dries, je zus hoopt dat je vaak bij haar komt spoken, sprak ze uit in de aula… En wat mij betreft: Dries, rust zacht.
Zie Verspreid Werk
En ook: simonvinkenoog.nl
(*)Desiderata