Diana Ozon | 21 Juni 200521,22,29 Juni, 6 Juli - Am*dam
Beroemd Eten. Rijksmuseumles op de St Antoniusschool
Met verslag, tekeningen en links!
Lessen over stillevens van De Meesterwerken in het Rijksmuseum uitgevoerd met groep 5 en 6 op basisschool Sint Antonius in Amsterdam.
Voor kinderen van voornamelijk allochtone ouders is de tentoonstelling de Meesterwerken in het Rijksmuseum over het Nederland in de 17e eeuw op het eerste oog misschien niet zo interessant. Toch is er veel raakvlak. Een van de uitgangspunten is bijvoorbeeld exotisch eten met geïmporteerde zuidvruchten. In mijn lessen maak ik als dichteres de vertaalslag naar het heden. Taal vormt de brug tussen tijd en culturen en eten verbroedert.
Mijn poëzielessen zijn geschikt voor iedereen die enigszins Nederlands kan verstaan, lezen en schrijven. Deelname kan met groepen ter grote van een gewone schoolklas. De 4 lessen zijn inclusief een museumbezoek.
De eerste les aan groep 5 en 6 vond plaats op de St. Antoniusschool. Veel kinderen waren al eens in het Rijksmuseum geweest. Als aanschouwelijk materiaal had ik oesterschelpen bij mij. Een aanzienlijk deel van de scholieren herkende de schelpen, een flink aantal had ze al eens gegeten en een paar vonden ze zelf lekker. Ook bij mijn instructies hoe je te gedragen in een museum klonk: ‘Dat weten wij al lang’.

Vervolgens tekende ik een tafel op het bord en noemde iedere leerling een voorwerp en de plek waarop dit voorwerp op die tafel moest komen. Zo maakten we ons eigen stilleven en kregen inzicht in compositie en de problemen waarvoor een schilder komt te staan. Grote hilariteit gaf een jongen die een voetbalveld erbij wilde laten zetten maar dat kon mooi op de achtergrond.
Ik deelde ze volgens een evenredige verdeelsleutel ansichtkaarten uit van de besproken Meesterwerken zodat in elke klas een klein groepje een kaart had met een schilderij wat ze extra nauwkeurig konden bekijken en bij zich konden houden.
De tweede les vond plaats in het museum. Het bleek het toch, ondanks de grote hoeveelheid begeleiding, erg moeilijk voor de kinderen stil te blijven en niet te rennen. Het was opvallend dat de kinderen totaal blind waren voor toeristen. Thuis in de Nieuwmarktbuurt zijn ze niet anders gewend dan zich door groepen met fotocamera’s bepakte Japanners en andere touringcarbusladingen heen te wurmen en ze voorbij te rennen. Meermaal ving ik opmerkingen op hierover bij de buitenlandse gasten. Aan het einde van mijn rondleiding, bij de Nachtwacht, was de klas amper in toom te houden. Andere scholen daar tegelijk aanwezig waren rustiger. Ik wijt dit aan de grootte van mijn groep en het feit dat binnenstadkinderen nou eenmaal hyperactief en gewend aan massa’s zijn. De eerste groep was overigens rustiger dan de tweede. Het verschil: eerder tijdstip van de dag, rustiger museum, geen andere les vooraf en jongere leeftijd. De tweede groep zat vlak voor de pret van de vrije woensdagmiddag, het museum was druk en het is een drukke klas.
Van de Meesterwerken zelf werden de kinderen, afgezien van die Nachtwacht, wel stil. Elk groepje ging het schilderij van hun ansichtkaart bekijken en nader bestuderen. Daarna vertelden ze de hele groep wat er mooier of lelijker op het schilderij bleek in het echt en wat ze verder eerder op de reproductie niet was opgevallen maar nu wel.
Vanwege het multiculturele karakter van mijn lesplan had ik ze voor ze de stillevens te zien kregen via voorwerpen en schilderijen uit de VOC-geschiedenis naar de stillevens geleid. Eigenlijk hadden alleen van huis uit Chinese kinderen een band met de oriënt. Een kind maakte dat voor mij alsnog helemaal goed door te melden: “Juf, wij eten thuis ook van Chinees porselein, ik ben zelf Chinees ziet u”. De anderen hadden een Aziatisch klasgenootje bij een vergezicht op een VOC-handelspost aangewezen: “Kijk, het land van je voorouders”.Deze ervaring kon ik gebruiken in een artikel ‘Amsterdam en ik’ wat ik, met een heel krappe deadline, in de periode gelijktijdig met de lessen mocht schrijven voor Het Parool van 27 juni 2005. Alleen door daarvoor het Rijksmuseum en mijn les daar als uitgangspunt te nemen waren beide werkzaamheden te combineren.
De derde les vond weer plaats op school. Opnieuw hing ik de reproducties op het bord en legde het tafelkleed over een tafel. De leerlingen hadden elk een voedingsartikel mee mogen nemen voor op de tafel. Ze moesten proberen samen een na te tekenen compositie te maken.
De eerste groep met de jongere kinderen hadden wat overzichtelijk eten en drank. De tweede groep had een enorme hoeveelheid spullen bij zich, variërend van een picknickmand, slippers tot een medaille van de Avondvierdaagse. Daar leek de tafel wel een prijzenuitstalling bij een bingo of een kraam op Koninginnedag.
Bij de vierde les vond de vertaalslag naar taal plaats. De leerkrachten draaiden de cd Taart Tafels vol Taart met het liedje uit de musical Oliver en de klas kreeg de tekst en zong het mee. Ik gaf ze een korte uitleg hoe een lied of een gedicht zo te maken dat het bondig zou worden en zingbaar of voordraagbaar. Hierop gingen ze elk hun eigen loflied maken op wat zij ter tafel zouden willen bezingen. Na afloop lazen de leerlingen hun gedichten voor of deden zelfs een rap.
Melle maakte:
Frikandel frikandel
dat werk ik naar binnen
en dat doe ik snel
Eten is fijnEten is fijn
En het is fijn om bij een
lopend buffet te zijn
Ter afsluiting zongen we nogmaals Taart Tafels vol Taart. De meesterwerkreproducties hingen nog op het bord ter meerdere glorie van het stilleven en de inspiratie gevonden en voortgezet van de Gouden Eeuw naar de eenentwintigste eeuw.
Het project is uitgevoerd i.s.m. Het Rijksmuseum en Beroepskunstenaars in de Klas
Zie voor meer lessen van Diana Ozon in het basisonderwijs alhier Op Schoolen op de BIKsite Spelen met Taal