Redactie | 28 September 2005Het Amsterdam van Diana Ozon
EEN STAD VOL VERBORGEN KUNSTSCHATTEN
In de serie Amsterdam en ik geeft wekelijks een Amsterdammer zijn of haar visie op de stad die ons allemaal raakt. Deze week Diana Ozon, geboren Amsterdamse. Zelf heeft ze een opa gehad die niet kon wachten tot het Van Gogh Museum zijn deuren opende. Nu vervult ze de rol van haar opa voor andere kinderen. Vanaf het gras van het Museumplein vertelt ze waarom.
‘Zo, jij bent er vroeg bij,” zegt een werkman. Ik zit op een bankje in de tuin van het Rijksmuseum, precies op dezelfde plaats als op mijn kleuterfoto in het familiealbum.
We woonden op twee hoog in de Nicolaas Maesstraat. Als we buiten wilden zitten, gingen we vaak naar een landje aan het einde van de Beethovenstraat. Vader op de fiets, ik in een stuurzitje, moeder achterop met mijn kleine zusje in de arm. En later ging ik naast hen op mijn kinderfietsje. De dag brachten we door met scherven zoeken die pas thuis werden gedetermineerd: middeleeuws aardewerk, Delfts blauw porselein en heel veel pijpenkopjes. Sommige waren fraai versierd. We speelden met, en op, de restanten van een roemrijk stadsverleden.
’s Winters en tussendoor beperkten de uitstapjes zich tot de museumtuinen. Het waren de publieke parkjes vlak bij huis. In de kindonvriendelijke tuin van het Rijks heb ik menigmaal mijn knie-en opengehaald aan het grind. Je kon er beter niet rennen. Het grind was ook niet zo leuk om mee te spelen. De tuin van het Stedelijk Museum was er beter op ingericht: daar stond zelfs een zandbak. ‘…De beelden waren doolhoven waarin je rond kon rennen…’ vermeld ik in het gedicht Museumtuin in mijn nieuwe bundel.
Nu wacht ik bij het Rijks tot het museum opengaat. Ik wil als eerste binnen zijn om kaartjes te kopen voor een schoolklas waarmee ik hier heb afgesproken. Zo meteen ga ik ze museumles geven. Aanleiding voor de les is mijn wens alle Amsterdamse kinderen al op jonge leeftijd kennis te laten maken met de kunstschatten in deze stad.
Als kind hoorde ik van ouderen dat we in een van de mooiste steden ter wereld leven. Wij woonden in de stad met het beroemdste schilderij op aarde: de Nachtwacht. Zodra ik de zandbak was ontgroeid, nam mijn opa mij mee om het grootse doek van dichtbij te bekijken. Hij en ik brachten vaker bezoekjes aan musea in de stad. Als er ergens een nieuwe tentoonstelling was, ging hij erheen. Jaren heeft hij mij verlekkerd laten uitkijken naar de komst van het Van Gogh Museum. Het was een van de hoogtepunten van zijn latere leven. “Nu is het terrein van de IJsclub pas echt een museumplein.” Voorheen was het plein een sportveld. Opa (1889-1973) herinnerde zich hoe het Concertgebouw in het weiland lag met op de achtergrond wat villa’s rond het Willemspark.
In mijn jeugd was het Vondelpark een echt stadspark vol feestende en kamperende hippies. Wij kinderen verkenden de buurt en vonden andere schitterende plekken als decor voor ons spel. Jugendstil-portalen en Amsterdamse School-portieken werden onze kastelen. In de onderdoorgang van het Rijks schreeuwden wij keihard: “Ajax!” We probeerden indiaantje te spelen op het Amerikaanse grondgebied van het consulaat, maar de portier stuurde ons altijd weg.
Een Amerikaanse familie in korte broek vat op stevige sportschoenen vast post bij de ingang van het Rijksmuseum. De gids van een groepje Japanners dat elkaar verderop in de tuin fotografeert, sluit achter hen aan met een bundel reisvouchers. Ik word de volgende in de rij. Achter mij verschijnen twee jonge Françaises. Nog voor ik kan luisteren waarover ze het hebben, maant de een de ander discreet te zijn omdat sommige Nederlanders hen kunnen verstaan. Jammer: ik ben dol op ready mades, de objets trouvés ofwel bestaande voorwerpen verwerkt tot kunstwerk. In mijn werk bestaan die uit taal. Ik staar naar de buitenmuur.
Begin jaren tachtig heb ik als assistent meegewerkt aan het plaatsen van een afbeelding van het Melkmeisje van Vermeer door graffitikunstenaar Hugo Kaagman. Ik hield de sjablonen op hun plaats tegen een stuk gladde muur en verwoordde tegelijk de gebeurtenis voor een radioverslaggeefster van de NOS.
WE WILDEN BIJ HET CONSULAAT VAN DE VERENIGDE STATEN INDIAANTJE SPELEN
‘Wie weet hoe je je moet gedragen in een museum?” heb ik op school aan mijn museumklas gevraagd tijdens een voorbereidende les. Ik mimede een kunstminnaar: de handen op de rug, in langzame tred hier en daar stilstaand en lange pauzes nemend. “Zo bewegen museumbezoekers zich. Ze raken niks aan, ze rennen niet en ze zijn rustig,” gaf ik als voorbeeld. De kinderen lachten. “We weten alláááng dat je geen schilderijen mag aanraken.”
Op mijn elfde kwam op mijn school, de Van Loonschool in de Hondecoeterstraat, een kunstliefhebster. Die zei volgens mij niet eens iets over dat aanraken. Ze was student kunstacademie of kunsthistorie en beschouwde het blijkbaar als vanzelfsprekend. Na afloop van de serie museumlessen kregen we een jeugdmuseumkaart.
Het Stedelijk Museum was eind jaren zestig een kijkspeeltuin voor volwassenen. Vol objecten, geuren, geluiden en omgevingswerken die via alle zintuigen een verandering teweegbrachten bij de kijker of beter gezegd: de belever.
De ene na de andere ongelooflijk hippe tentoonstelling vond er plaats. Wij kinderen van de Concertgebouwbuurt en het Museumkwartier bespraken met elkaar wat er in het Stedelijk te zien was zoals jongeren praatten over de nieuwste film in de bioscoop.
Om ondanks onze jonge leeftijd zonder begeleiding het museum te kunnen binnenkomen klampten we bij de ingang een volwassene aan om ons naar binnen te loodsen met ons pasje.
Nu ben ik de volwassene. Ik vis een speciaal voor deze dag aangeschafte schooljaarkaart tevoorschijn. De deuren van de museumingang worden ontgrendeld door een portier. Onmiddellijk vormt zich aan alle balies een rij. Ik bestel dertig toegangsbewijzen voor de scholieren en zes voor hun begeleiders.
De schoolkaart hang ik om mijn nek en een museummedewerkster speldt mij een bordje met mijn naam op.
Voorafgaand aan mijn les is mij verzekerd dat kinderen vanzelf rustig zullen zijn: ze worden overdonderd door het imposante museum. Ik vang ze buiten op en voor de zekerheid geef ik ze opnieuw instructies. “Niet rennen,” blijft de moeilijkste. Er is ook zo veel te zien.
IN DE TUIN VAN HET RIJKS HEB IK ALS KIND VAAK MIJN KNIEËN OPENGEHAALD
We komen voor de stillevens met exotisch voedsel en bekijken via de VOC-schepen en handelsposten de eerste tekenen van de multiculturele samenleving. Ze zien hoe machtig Amsterdam was. De admiraliteit die Holland tot zeemacht maakte, verklaart een jongen tot ‘piraten’. Ze zien Nederlandse vlaggen tussen palmbomen, olifanten, kamelen en mannen met tulbanden en kromzwaarden afgebeeld. Enthousiast roepen ze hun Aziatische klasgenootje naar voren: “Kijk daar, je vaders land.” Bij mijn uitleg over het Delfts blauwe porselein vertrouwt een kind mij toe: “Juf, wij eten thuis ook van Chinees porselein. Ik ben zelf Chinees, ziet u.” Ik zie het en dat was ook een van mijn uitgangspunten voor deze les. Met de stillevens voor ogen proeven en ruiken we op school de daarop afgebeelde onderdelen: mediterrane vruchten en tropische specerijen – inmiddels gewoon te koop in de toko en de soek om de hoek. De favoriete levensmiddelen van thuis gaan we zelf natekenen en bezingen in een gedicht.
Juichend nemen we in de museumtuin afscheid van elkaar tot de volgende les op school. Ik ga terug naar het museum en lever mijn bewakingspasje in. Onderweg werp ik een blik op ‘mijn’ kindertijdbankje.
Ik ben gids geworden voor kinderen die geen opa’s hebben die de kunstschatten van de stad kennen. Met mijn les bied ik ze sleutels aan om later zelf de geheimen te kunnen ontsluiten die verborgen liggen achter de monumentale muren van ons aller Amsterdam.
tekst Diana Ozon
gepubliceerd in Het Parool 27 juni 2005
foto Peter Elenbaars
Zie ook de Rijksmuseumles in het Optreedarchief:
21,22,29 Juni, 6 Juli - Am*dam
en andere gastlessen o.a. in:
15, 16 April - Rosa Basisschool Project Weerbericht op basisschool
20 Januari - Breda Lessen in herdenken op lyceum
16 September - Gorinchem Workshop poëzie op gymnasium
23 November - Workshops poëzie op VMBO
Meer informatie over gastlessen van Diana Ozon zie: Op School