Diana Ozon | 12 November 2005Parijs november 2004
'Oh la la, chique de Paris' verandert in een oogopslag in 'Oei ai ai, arm Parijs'. Ik loop, na bezichtiging van middeleeuwse panelen met mediterrane geschiedenis, uit de Notre Dame waar de stenen duivels op de transen zitten en passeer de invalide bedelaars bij de ingang. Gillende politiebusjes jakkeren over de brug van de Seine. Op het plein kuieren gendarmes met geweren in de aanslag, elke vreemdeling nauwlettend opnemend dus ook mij, voorbij.Ik wandel over het Ile de la Cité. Tribunal de corrections, 'correctietribunaal', prevel ik terwijl uit de poort een boevenwagen van de binnenplaats scheurt. Hij zit propvol zwarte mannen. Ze verdringen zich rond een open raampje en worstelen hun priemende vingers als vissen die uit een net proberen te komen door het gaaswerk van de tralies. Er is even oogcontact met een gezicht tussen de tientallen handen. De man schreeuwt een kreet naar mij die diep uit zijn binnenste komt. Ik versta het niet en blijft aangedaan in de gaswolk van de voorbij gespurte bus voor een moment genageld aan het trottoir.
Op een kademuur mijmert een Noordafrikaanse jongen bij het donkere stromende water. Misschien herdenkt hij de tussen de 35 en 200 in oktober 1961 vermoorde vreedzaam voor de onafhankelijkheid van Algerije demonstrerende Algerijnen wiens lichamen in de Seine dreven. De rapporten van Amnesty spreken zowel toen als nu over zware misstanden: martelingen, executies en verdwijningen in de politiebureau's en gevangenissen van de stad. Ik huiver.
De benedenkades zijn nu leeg: geen graffiti of zichtbaarder beeld van de beroemde clochards die hier vroeger altijd lagen. De stad toont schoon: geen propje, vleug Gauloiserook of straatkattengeur meer te bekennen. De katten zijn opgelost. Entlöst, schiet mij hiervoor als germanisme te binnen. Het oude Parijs waar ik vroeger van de wanorde genoot blijkt opgepoetst tot een geretoucheerde ansichtkaart. In de metro draait een geluidsbandje met een Orwelliaanse 1984-oproep om mee te helpen door gebruikte metrokaartjes in de daarvoor bestemde bakken te gooien. Buiten duiken keurig verzorgde bejaarden in de te veelvuldig geleegde prullenbakken op zoek naar een tweedehands kaartje. Een grootvaderfiguur diept voor een parfumwalmend warenhuis een bruinverkleurd appelklokhuis uit een vuilniszak. Hij ruikt er intens gelukkig aan voor hij het kleinood in een papiertje bij zich steekt.
Bij het station Gare du Nord hangen schotelantennes uit dichtgemetselde etagewoningen van de vervallen maar kleurrijke buurt. Hier ruikt het naar kerrie en wierook en staat de olifantgod Ganesh op een muur geschilderd tussen de Indiase videotheken en met goudgeborduurde sari's gevulde etalages. Een paar straten verder verandert de geur in zware Afrikaanse walm van gedroogde vis, palmolie, ocrasoep, kruidendokterwinkels, kalebaskommen en batikdoeken. De enige vreemde gewaarwording is het niet-bijpassende koude klimaat.
In de bochtige straat van La Goutte d'Or waan ik mij in Marokko. Een blinde heilig uitziende oude djellaba dragende man met lange witte baard prevelt om zich heen. Een jongen begrijpt hem en voert hem en zijn viskrukje naar een beter stuk trottoir om zijn oudedagsvoorziening bij elkaar te bedelen. Eén op de acht Parijse huishoudens leeft van minder dan 800 euro per maand.
In de schilderachtige straten boven het Gare du Nord tegen het pittoreske Montmartre aan schuilen verrimpelde berbervrouwen langs de gevels. Ze zitten naast vaak piepkleine Noord- en Middenafrikaanse en Vietnamese winkeltjes vol geïmporteerde kleurige en kruidige levensmiddelen en gebruiksartikelen. Tegen de snijdende koude wind steken de voeten van de op krukjes gezeten vrouwen in kartonnen dozen. Van lappen en plastic zeil draperen sommigen een cape als tentje om zich heen. Bibberende uitgestoken handen mimen om een aalmoes. De vermoeide wanhopige gezichten hebben traditionele tatoeages. Ook tref ik meerdere blinde bedelende mannelijke moslimbejaarden. Allen dragen traditionele kleding. Waarschijnlijk zijn ze achtergelaten door hun kinderen en hebben geen economische pensioenregeling opgebouwd. Ik vrees dat ze de voorhoede zijn van een komende generatie bedelaars: de gepensioneerden.
Onderaan de heuvels richting Seine, tussen de decadente uitstallingen onder de gevelhoge protserige kerstversiering van warenhuis Galeries Lafayette, staat een autochtone grijze Française. Ze draagt een eenvoudige mantel en een hoedje en houdt een stuk karton omhoog waarop staat: 'Ik ben 75, help me.' Het had mijn oma kunnen zijn. Ook zij blijkt niet alleen in haar smeekbede. De huren zijn hoog en de sociale voorzieningen laag maar niet alleen bij de overheid regeert het egoïsme.
De afgelopen zomers meldden de media dat de bejaarden van Parijs massaal het loodje legden tijdens de zomervakanties. Op gebrekkige zolderkamertjes kwijnden de vergetenen weg terwijl de draagkrachtigen massaal de stad uit waren. Het drama is niet alleen te wijten aan het gebrek aan aandacht voor ouderen maar ook de achteloosheid gedurende het fittere arbeidzame leven. Veel mensen bouwen onvoldoende rechten op om tot op hoge leeftijd te kunnen voorzien in hun levensonderhoud. (*)
Rechten waarom het ook om ging tijdens de Franse Revolutie die uiteindelijk alleen voor de burgerij bleek. Burgers die voor de kar van machtswisselingbelusten gespannen werden. De kar die een regelrechte zegepraalwagen werd in de vorm van nog meer uitbreiding van paleizen en triomfbogen.
Tot op de dag van vandaag houdt de Parijse elite stand in het gebruiken van de mens als wegwerpartikel. De, al dan niet gastarbeidende, opa's en oma's die ooit zo goed van pas kwamen zijn nu overbodig geworden. Ze moeten maar zien hoe ze de tijd door komen tot ze sterven.
In een plantsoen op het plein De Montholon zie ik tientallen exotische jonge vrouwen met spierwitte veelal blauwogige baby's en peuters drentelen. De vrouwen babbelen met elkaar, blij eens een andere taal dan die van peuters te spreken. Zo te horen komen ze uit Azië, Zuid-Amerika en Afrika en een enkele blijkt een Oosteuropese. De kinderen zijn beduidend beter luxueuzer gekleed dan hun goed verzorgde au pairs. Deze kindermeisjes bouwen waarschijnlijk geen pensioen op. Ze zien er ook niet uit als studentes die tegen kost, inwoning en licht huishoudelijk werk hun studie ter plaatse financieren. Het zijn moderne geïmporteerde slaven.
Diana Ozon
http://www.amnesty.nl/landeninfo/llp_fran2002.shtml
(*) In Nederland bouwt men over de jaren die men in het buitenland
belastingplichtig is geen AOW op.
Column Bliksems, gepubliceerd in twee delen, Ravage nr. 15 en nr. 16, 2004
Zie ook: