Diana Ozon | 13 Maart 2004De Ozon Expres, hoofdstuk Odijk
ODIJK
Een slaapstad in het weiland. Donkere avond beheerst de lege straten van de nieuwbouwwijken. Het is tijd voor Odijk, een uit zijn krachten gegroeid dorp, desolaat decor voor een horrorfilm. Het jongerencentrum staat los van de bebouwing, als een pesthuis, aan de rand van de gemeente. Aan de wanden van de kleedkamer hangen foto’s. Brandweerscènes rond vlammende gebouwen, rokende puinhopen, wederopbouw.
De leden van de slotact, de Fatal Flowers, vergelijken de situatie met een scène uit de film The Blues Brothers, waarin de band in een country & western-club achter hekwerk speelt, om beschermd te zijn tegen het agressieve publiek. De realiteit laat niet lang op zich wachten. De hoofdrolspeelster van de theatergroep The Phone Booth wordt in het nauw gebracht door jongens uit het publiek. Ze begrijpen niets van haar Madonna-persiflage. Obsceniteiten, gejoel en opgewonden fluitconcerten overstemmen de text. Het stuk wordt uitgespeeld, maar backstage vervloeken de twee spelers de verstoorders.
De eerste band speelt de helft van het schaarse publiek weg. Ongehinderd dreunt de muziek door de lege ruimte. Een paar doorzetters wachten het vervolg af.
De overgeblevenen schuilen langs de muren rond de lege vloer. Vooraan staan de seksisten. De toeschouwers vluchten veilig achterin, terwijl de kinderachtige knapen keihard van alles naar mij schreeuwen en naar mijn benen graaien. Ik deins terug op het podium. Niemand verstaat een woord van de voordracht. Met korte poëzie en opmerkingen probeer ik in te seinen op de hersens van de jongens. Tevergeefs. Na driemaal hetzelfde gedicht te hebben aangevangen, citeer ik Slauerhoff. ‘Als zouden geen generaties van dominees en leraren hebben geprobeerd enig fatsoen te proppen in die botte boerenkoppen.’ Of zo iets.
Zeven minuten houd ik stand, daarna besluit ik mij niet tot het uiterste te laten tergen, neem een slok, laat het glas vallen, pak m’n koffer en groet. ‘Dit was het, de mazzel, bedankt en tot kijk.’ De gehele CJP-crew kijkt in de coulissen toe hoe ik afga.
Ik ben nog maar net in de kleedkamer, of een woedend meisje van de organisatie stuift binnen. Ik denk nog: die komt mij terughalen naar het podium.
‘Je hebt een glas stuk gegooid, dat kost een gulden.’
Meteen overhandig ik haar een muntstuk van een gulden voor het verloren gaan van een theaterrekwisiet. Ze wendt zich af, de gulden speelt tussen haar vingers. Ik mok verder.
De meid smijt de gulden op tafel; even is het stil, dan spreekt ze boertig. ‘Daar gaat ‘t niet om, maar regels zijn regels. Heb je het reglement niet gelezen?’
‘In mijn contract staat niets over glazen en ik heb niet gezocht naar het huisreglement.’ Boven de getraliede kassa/garderobe, waar men alles moet afgeven en plastic geld koopt voor consumpties, blijkt een waslijst met regels te hangen betreffende het gedrag binnen dit jongerencentrum. De vergelijking met de Blues Brothers wordt duidelijk.
‘1 Geen agressie.
2 Geen wapens.
3 Glazen mogen niet als wapen worden gebruikt.
4 Gebroken glazen dienen te worden betaald.’
Het ging wel degelijk om de gulden, en waar het mij om gaat staat er tevens.
‘5 Geen publiek op het podium.
6 Geen agressie tegen artiesten.’
‘Dont shoot the pianoplayer, he’s only doing his job.’ Een saloonsfeer in het wilde westen van de randstad. Met welke desperado’s ze hier te maken hebben verklaart:
‘7 Geen brandbare stoffen mee naar binnen nemen.
8 Personen kunnen worden geweerd.’
De laatste regel, 14b, betreft het verbod op drugs dealen - in elk ander jongerencentrum regel één, en meestal ook de enige.
De grote verstierder onder de dronken gozers is vermoedelijk het brein achter de brandstichtingen, wat echter niet valt te bewijzen. De gogen van de staf hebben hem daarom maar medewerker gemaakt. ‘If you can’t beat them, join them’, is waarschijnlijk hun gedachte. De rest van het personeel neemt vrijaf, publiek komt toch niet meer nu de jongen met wat café-klanten en het barpersoneel het monopolie heeft over de avonden. Geen ordedienst of verantwoordelijke is aanwezig, het meisje verschuilt zich achter excuses namens de gehele leiding, die slechts te bereiken is tijdens kantooruren.
‘Het is nu eenmaal zo, ze dachten al, zo’n theatergroep en een dichter, dat wordt nix, dat gaat er hier niet in. Maar ja, CJP, cultuurpromotie, toch eens proberen. En je ziet, mislukt.’
Zodoende blijft het disco-avond op zondagmiddag, hardrock op vrijdagavond en verder niets. Anders verveelt het joch zich omdat hij het niet kan volgen, voelt hij zich gepasseerd als onbetwist middelpunt en gaat hij hij fokken of misschien wel erger. Er zijn al zoveel griezels rond Odijk en men siddert voor de onbekende pyromaan.
De jongerensoos, voor een half miljoen herrezen uit de as van de vorige twee, strijdt met Bunnik en Werkhoven om de titel regionaal jongerencultuurcentrum - het ontmoetings- en amusementsoord voor de streekjongeren, die, als ze durven, uit hun lelijke nieuwbouw-rijtjeshuizen tussen weilanden vol koeien, hier mogen uitgaan.
Iemand loopt met een meetapparaat door de zaal. Ik hoor ineens alleen de drums en het akoestisch ploinken van de snaren. De Flowers staan versteld. De muziek is te hard, de stoppen zijn eruit gehaald. Ook voor geluid bestaat er een reglement.
.
Fragment uit:
Diana Ozon
De Ozon Expres
autobiografie
uitgeverij In De Knipscheer 1988
ISBN 90 6265 279 4
Pocket herdruk:
Diana Ozon
Stad Sta Stil
Globe Pockets 1993
In De Knipscheer
ISBN 90 6265 718 4
Zie ook: De Ozon Expres
En ook: De Ozon Expres, fragment hoofdstuk Vaderland